De noodhulp van de politie kan efficiënter
Regelmatig zijn er signalen dat er te weinig politiecapaciteit is om al het politiewerk uit te voeren. De wissel die de noodhulporganisatie – dit is de suborganisatie van de politie die 24/7 paraat staat om te reageren op spoedeisende meldingen – op die capaciteit trekt zou een belangrijke oorzaak zijn. Samen met vier basisteams heeft Crisislab in opdracht van Politie en Wetenschap daarom drie experimentele werkwijzen voor de noodhulpfunctie ontwikkeld die tot een efficiëntere inzet van de politiecapaciteit zouden kunnen leiden.
De werkwijzen zijn een uitwerking van een van twee hoofdrichtingen. De eerste hoofdrichting is om noodhulpeenheden door gerichte sturing meer werk te laten verrichten ‘tussen de meldingen door’. De tweede is het opheffen van de specifieke noodhulp suborganisatie door alle uitvoerende politiefunctionarissen die in dienst zijn, te laten reageren op meldingen. Hierdoor kan al het reguliere werk verdeeld worden over iedere in dienst zijnde politiefunctionaris.
De werkwijzen zijn in drie basisteams (tijdelijk) geïmplementeerd en aan de hand van een nul- en éénmeting op implementeerbaarheid en efficiency(winst) getest.
Een eerste conclusie is dat politieleidinggevenden momenteel niet werkelijk in staat lijken om hun medewerkers operationeel aan te sturen zodat de eerste hoofdrichting weinig kansrijk is.
Het opheffen van de noodhulp suborganisatie blijkt wel te kunnen leiden tot een aanmerkelijk effectievere en efficiëntere politieorganisatie, waarin uitvoerende politiemedewerkers een meer integrale verantwoordelijkheid voelen en nemen voor het politiewerk. Het blijkt dan overigens ook dat er momenteel niet genoeg zinvol werk kan worden gegenereerd om alle uitvoerende politiefunctionarissen aan het werk te houden.
De rapportage kunt u hier downloaden. In het Tijdschrift voor de Politie treft u een artikel Hoe de noodhulp efficiënter kan over het onderzoek aan dat te lezen is als samenvatting.
Lees hier de antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op de Kamervragen over de rapportage.