Juridische advisering bij de opsporing telt?!
Binnen de politie-eenheid Den Haag is, met ingang van januari 2017, gestart met een proef waarin door een WO-jurist juridisch advies wordt gegeven bij TGO- onderzoeken. Om te kunnen bepalen of deze nieuwe adviserende rol als onderdeel van de politiële opsporing definitief geïmplementeerd zou moeten worden, heeft Crisislab in opdracht van het Programma Politie en Wetenschap een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit en meerwaarde van deze functie.
Een eerste observatie was dat er geen criteria zijn om de opbrengst van de juridische advisering te kunnen bepalen. Het bepalen van de criteria om de effectiviteit en daarmee de (al dan niet) meerwaarde van de juridische advisering aan te tonen is dan ook onderdeel van ons verkennende onderzoek (geworden).
Op basis van de bevindingen van de drie gevolgde onderzoekslijnen in dit onderzoek concluderen we dat de juridische advisering bij de TGO-onderzoeken effectief is gebleken in de zin dat:
– de juridische advisering inmiddels door een groot deel van de TGO-leden wordt omarmd; nagenoeg iedereen was enthousiast over de inbreng en vond het een zinvolle aanvulling op de eigen taken. Inmiddels is een werkwijze ontstaan waarin de juridisch specialist door de teamleiding wordt uitgenodigd om gedurende het TGO-onderzoek mee te lezen en waar nodig te adviseren.
– de juridische advisering door de deskundigheid en het tactvolle optreden van de juridisch specialist ook daadwerkelijk wordt geaccepteerd; de adviezen zijn gegeven, zijn nagenoeg allemaal overgenomen, tenzij door verandering van omstandigheden, zoals de bekentenis van een verdachte, het advies zijn relevantie verliest.
– er een kwalitatieve verbetering zichtbaar is van de TGO-dossiers op drie van de vier criteria die we hebben bekeken (o.b.v. nul- en éénmeting) en mogelijk het gevolg is van de juridische advisering.
Cruciaal voor de besluitvorming over de continuering van de juridische advisering is volgens ons dat op een punt nog voortgang geboekt moet worden. Uit eerder onderzoek weten we dat de neiging bij de politie (en OM) bestaat om door te blijven rechercheren. Dit deels uit angst voor een negatief rechterlijk oordeel over de juridische kwaliteit van het opsporingsdossier. Wij verwachtten dat de invloed van ‘goede’ juridische advisering zou leiden tot meer juridische kwaliteit (en dat blijkt gezien het voorgaande dus het geval) maar daarom ook tot vertrouwen dat met minder omvang van dossiers en bewijsvoering kan worden volstaan. Dit is echter het enige criterium waarop niet positief is gescoord in de éénmeting. Het kan in die zin dus ook niet verbazen dat het opinieonderzoek uitwees dat de politieorganisatie en het OM blij is met juridische adviezen die tot meer dichtspijkeren leiden en niet meteen zitten te wachten op juridische advisering die zich ook ten doelt stelt om minder omvang van dossiers en bewijsvoering te bereiken. Wij denken daarom dat de politieorganisatie en de juridische adviseurs ook expliciet als doel moeten benoemen dat hogere juridische kwaliteit samen moet gaan met een verminderde bewijsomvang.
Dit onderzoek was gericht op de inzet van de juridisch specialist bij TGO-onderzoeken. Er lijkt alle aanleiding om de inzet van juristen ook te overwegen op andere terreinen van de politiële opsporing, zoals bij de Districtsrecherche (DR) of bij Veel voorkomende criminaliteit (VVC). Voor de beleidsdoelstellingen en voor de latere evaluatie ervan, kunnen de geformuleerde criteria worden benut als doelstellingen en als maatstaven.
De rapportage kunt u hier downloaden.